gesprek met Hannemieke Stamperius alias Justa Abbing
Kirsten Munk
Het duurde even voor duidelijk werd wie schuilging achter het pseudoniem JUSTA ABBING. De schrijfster van ‘Schoonheid schoonheid’ en ‘Leraar leerling’ maakte zich onlangs bekend.
Het heeft een tijdje gegonsd in de uitgeverswereld. Ongeveer een jaar geleden leidde het debuut Schoonheid schoonheid van Justa Abbing literatuur- kritiserend Nederland af van litarie weduwen en zouteloze Boekenbal-anekdotes. Een detective van literair gehalte, geschreven door een volslagen onbekend auteur; dat rook naar sensatie. Toen de pers lucht kreeg van het nieuws dat het een pseudoniem betrof, ging de literaire jacht pas echt van start. Gerespecteerde dagbladen speculeerden over de identiteit van de auteur. Sommige opperden zelfs dat het om een man ging. Uitgeverij Contact kreeg het druk met het afschepen van nieuwsgierige bellers. Het boek, dat zich afspeelt in het literaire circuit, zou een sleutelroman zijn. Enkele personages – de mooie maar gehaaide schrijfster in een rolstoel en de gewetenloze uitgever – werden ontmaskerd als leden uit het literaire circuit. Inmiddels heeft de auteur haar ware gezicht laten zien in het actualiteitenprogramma Nova. Wie na het lezen van Schoonheid schoonheid al vermoedde niet met de eerste de beste dilettante te maken te hebben, heeft gelijk gekregen. Justa Abbing is Hannemieke Stamperius, een schrijfster die een indrukwekkend oeuvre op haar naam heeft staan. Overeenkomsten tussen haar detective en de werkelijkheid wimpelt ze luchtig weg:
“Natuurlijk is Schoonheid schoonheid geen sleutelroman. De dingen die in de Amsterdamse uitgeverswereld in het boek plaatsvinden, zijn niet echt gebeurd. Anders zou iedereen dat allang weten”.
Leunstoel
Nog geen jaar na Stamperius’ ‘debuut’ verscheen Leraar leerling. Nummer twee van een reeks detectives, want de schrijfster heeft nog een paar vervolgen in haar hoofd zitten. Net als in het eerste ‘deel’, voert de auteur in Leraar leerling de amateur- detective Justa Abbing op. Justa combineert haar bestaan als schrijfster met alleenstaand moederschap. Uit een onverslaanbaar rechtvaardigheidsgevoel raakt zij verzeild in de wereld van moord en doodslag. Ze is het type detective van de leunstoel.
“Een verwijzing naar Agatha Christie’s Poirot”, verklaart Stamperius. De Belgische speurder huldigde de mening dat hardnekkige raadsels alleen met het nodige hersenwerk te ontrafelen waren. Stamperius’ heldin neemt tussen de huishoudelijke beslommeringen door – na een diepgaand gesprek met een potentiële moordenaar springt ze op haar fiets om haar dochter van turnles te halen – de tijd om de zaken eens rustig te overdenken.
“Het gegeven dat Justa een amateur is, stelt haar voor een aantal zeer interessante problemen”, licht de auteur toe. “Want hoe pak je het aan wanneer je als niet-professioneel speurder iets over iemand te weten wilt komen? Van oudsher was in detectives de leugen een geoorloofd middel om achter de waarheid te komen. Speurders mochten voorwenden dat ze de meter op kwamen nemen. Of ze onderwierpen iedereen aan een ondervraging door zich voor enquêteur uit te geven. Smoesjes brengen je weliswaar een heel eind, maar daarvoor is Justa te ethisch. Zij wil niet liegen. En omdat ze niet als een professionele detective kan opereren, is ze helemaal aangewezen op het inbeeldingsvermogen dat ze als schrijfster heeft”.
Niet alleen het dilemma van de leugen wordt in de twee detectives aan de kaak gesteld. Een aanzienlijk aantal levensvragen passeert de revue.
“Het genre van de detective leent zich bij uitstek voor levensfilosofieën”, vindt Stamperius. Schrijvers kunnen er hun visie in ventileren; of het nu om een aubade aan de rechtvaardigheid gaat of om een klaagzang over het onrecht in de wereld. Kortom, het genre leent zich voor moralisme.
“Moralisme is sinds de jaren tachtig nogal uit de gratie geraakt”, betreurt de auteur. “Het woord heeft een rare bijsmaak gekregen. Het wordt gebruikt in de betekenis van voorschrijven, maar dat is onjuist. Moralisme wil niet zeggen dat je de antwoorden op een presenteer-blaadje aanbiedt. Het is de praktische variant van het begrip ethisch. Het betekent dat je jezelf vragen stelt over goed en kwaad. Kan ik dit wel doen, moet ik dat laten?”
Draak
Tijdens Abbings ontmaskering in Nova merkte de interviewer enigszins vertwijfeld op dat er ‘opeens zo veel vrouwelijke detectiveschrijfsters zijn’.
“Een misverstand’, reageert Stamperius verontwaardigd. “Vrouwen schrijven al meer dan een eeuw detectives. In 1878 had je Ann Catherine Green. En vóór 1925 zijn er al zeker zo’n tachtig vrouwelijke detectiveschrijers in de literatuur te vinden.”
Ook mannelijke auteurs deden graag een beroep op het personage van de doortastende vrouvelijke speurder. En hoewel deze niet de barrièredrang veroonde van de feministen-van-de-eerste-golf, was ze onteenzeggelijk geëmancipeerd.
“Dat kon ook niet anders, want alleen de confrontatie met de misdaad was al onvrouwelijk. Dat je als vrouw ergens op afstapte, iets uitzocht in plaats van thuis rustig af te wachten tot meneer op het witte paard de draak verslaat, gaat en ging in tegen alle gebruikelijke ideeën over vrouwelijkheid.”
Je moet het begrip slachtoffer nuanceren, er ook een positieve lading aan geven.
Stamperius sluit met haar detectives aan bij de traditie van en aantal populaire, licht feministische, vrouwelijke detectiveschrijvers, zoals Sue Grafton,Sara Paretsky en Liza cody. De eerste twee voeren de beslommeringen van vrouwelijke etectives op als een tweede verhaallijn in het boek. Er is altijd wel sprake van een buurman die in de problemen raakt, of een echtgenoot die zich in de nesten werkt. ‘Detectives zijn qua plot en personages aan strenge wetten gebonden, maar je kunt binnen het genre eindeloos variëren. Ik vind het leuk om twee verhalen door elkaar heen te weven. Mijn variant daarop is – en volgens mij bestond die nog niet – een detectimet een kind. Dat kind speelt een rol in de ontwikkeling van het verhaal en in het oplossen van de moord. In allebei de delen is me dat gelukt en daar wil ik mee doorgaan in de volgende delen.’
Stalkers
Of de auteur Agatha Christie heet of John le Carré, het genre van de detectives vereist een doortimmerd plot, de nodige suspense en een schijnbaar onoplosbaar probleem. Maar er zijn volgens Stamperius verschillen tussen detectives van mannelijke en vrouwelijke auteurs.
“Dat uit zich”, zegt zij, “bijvoorbeeld in het gebruik van geweld als thema. Mannen schrijven daar vaak anders over dan vrouwen. Geweld op zich vind ik buitengewoon oninteressant. Het wordt bijna nooit met vrouwen geassocieerd, het is ons ook niet zo vertrouwd. Wij zullen ons eerder identificeren met het slachtoffer, dat wij niet noodzakelijkerwijs als een minder interessant mensensoort beschouwen. In de meeste gevallen krijgt het woord slachtoffer automatisch de betekenis ‘zielig’. Maar dat klopt niet. Je moet het begrip slachtoffer nuanceren, er ook een positieve lading aan geven. De meeste vrouwen weten dat je op een bepaalde manier slachtoffer kunt zijn zonder als het meisje met de zwavelstokken met een van kou vertrokken gezicht aan de deur te hoeven staan.”
Reine maagden
Noch in Schoonheid schoonheid noch in Leraar leerling krijgt de lezer dan ook traditionele daders en slachtoffers voorgeschoteld. Stamperius’ slachtoffers zijn geen reine maagden die baden in onschuld, en de daders ontbreekt het aan platte moordlust.
“Wat het voor vrouwen zo boeiend maakt om detectives te schrijven is dat er zo veel misdaden zijn die tegen vrouwen gericht zijn. Verkrachters, stalkers en seriemoordenaars zijn in de meeste gevallen op vrouwelijke slachtoffers uit. Ik vind het leuk om enigszins aan dat beeld te tornen. In mijn boeken doe ik dat door met de rol die uiterlijk binnen onze cultuur inneemt te spelen.”
In Leraar leerling bespeelt een mooi, jong meisje haar leraar. Ze zet haar schoonheid in om hem te verleiden, “op een manier waarvan de Veronica-generatie nog wat kan leren”, stelt Stamperius. Van het zielige slachtoffer van seksueel machtsmisbruik is hier geen sprake. “Dat vind ik niet interessant. Ik wil morele kwesties onderzoeken, maar niet op de manier zoals dat dagelijks in de kranten staat.”
Als het waar is dat mannen anders over misdaad schrijven dan vrouwen, bestaan er dan ook typische vrouwen- of mannenboeken?
Stamperius is even stil. “Ze bestaan, maar er is geen wet van Meden en Perzen die het onderscheid vastlegt. Het is niet altijd zo dat je aan een boek kunt zien of het door een man of een vrouw is geschreven. Als je empirisch te werk gaat – je leest honderd boeken van mannen en honderd van vrouwen – dan kun je een paar verschillen aanwijzen. Maar die verschillen zijn nooit normatief. Er zijn mensen die het over vrouwenboeken hebben wanneer ze een boek bedoelen dat door een vrouw geschreven is. Maar dat zul je mij nooit horen zeggen. Die term alleen al klinkt zo lullig.”
Surplus 12/5 1998