Een interview met Hannemieke Stamperius
Astrid Werdmuller
In 1987 adopteerde Hannemieke Stamperius in Brazilië haar dochter Vita. In 1995 trotseerde ze de Nederlandse adoptiewet door een proefproces aan te spannen en te winnen. Daarmee werd ze officiëel de eerste alleenstaande adoptieouder in Nederland.
Het werk van Hannemieke Stamperius/Hannes Meinkema kenmerkt zich door de grote kennis en bevlogenheid, het consequente doordenken van zaken, het diepe begrip en het doorbreken van taboes.
uit: Moeders kindje: over het verlangen, 1992:
“Het verlangen kan gek maken, tegeIijk kun je in het verlangen groeien. Je ondervindt zoveel weerstand, voor elk nieuw onderzoek moet opnieuw zo hard gevochten worden met jezelf en met anderen, ik moest zo eerlijk tegen mezelf zijn en zindelijk met al die tegenstrijdige gevoelens omspringen, dat ik onvermijdelijk sterker en sterker werd.”
Je beschrijft in je boek ‘Moeders kindje’ het verlangen naar een kind en de, vaak onzichtbare, pijn van de kinderloosheid. Hoe zie jij het verlangen naar een kind en het loslaten ervan?
Ik heb mijn kinderwens niet als een biologische drang ervaren, maar meer als een verlangen om in het moederschap een volledig mens te worden. Ik denk dat ik, toen bleek dat ik geen kinderen kon krijgen, minder afscheid moest nemen van het biologische dan van bepaalde verwachtingen. Eerst heb ik me laten insemineren, toen moest ik al loslaten dat ik de vader zou kennen. Daarna, toen ik ging adopteren, moest ik loslaten dat mijn kind op mij zou lijken.
Dat Vita niet op mij lijkt is heel nuttig gebleken, juist die projectie van op elkaar lijken kan gevaarlijk zijn. Het voordeel bij adoptie is: je kuntje kind echt zien. Het niet biologisch verwant zijn kan een steun zijn om open te staan voor wie je kind is. Het helpt ook om minder gauw te vervallen in fouten die met jou gemaakt zijn. Alles is anders, niet minder diep of echt. En het is extra leuk als je in sommige dingen wel op elkaar lijkt.
Jij bent de eerste alleenstaande adoptieouder in Nederland. In 1987 heb je Vita in Brazilië geadopteerd en in 1995 heb je een proefroces tegen de adoptiewet gewonnen om Vita ook hier officieel te kunnen adopteren.
Een vriend die in Zuid-Amerika leefde, wist dat éénouderadoptie in Brazilië volgens de wet mocht. Ik ben me gaan oriënteren. Uit een proefschrift over interlandelijke adoptie in Nederland bleek bovendien dat de clausule over de beginseltoestemming toen niet waterdicht was. Ik heb Portugees geleerd en ben vervolgens in Brazilië de legale weg gegaan om adoptieouder te worden. Dit was heel moeilijk. ledereen beloofde van alles, maar stelde het telkens uit. Rechters zeiden nee. Brazilië wilde niet dat teveel bekend werd over de misstanden in het land. Met behulp van vrienden heb ik eindeloos aan alle deuren getrokken. Vanaf het moment dat een rechter zich achter mij schaarde, kreeg ik via de instanties een aantal keren een kind “aangeboden”. Vaak zat er een luchtje aan de zaak. Tot Vita kwam: de dag na haar geboorte was ik bij haar en kon ik haar meenemen.
In Nederland heb ik de voogdij aangevraagd. Vita had in die tijd zware koliek. Veel kinderen in Brazilië hadden daar last van. Door de slechte omstandigheden tijdens de zwangerschap waren hun darmpjes niet volgroeid. Dat wist ik en daardoor kon ik er rustig onder blijven en Vita goed opvangen. De onderzoekster van de Raad vond het geweldig hoe ik voor Vita zorgde en ik kreeg zonder moeite de voogdij.
Waarom dan nog een proefproces?
De adoptiewet uit 1956 stond geen éénouderadoptie toe. In de jaren negentig waren er plannen voor een nieuwe wet. Toen éénouderadoptie daarin niet zou worden meegenomen, was dat voor mij een reden om een proefproces te starten. Daarnaast wilde ik voor Vita doen wat ik kon, ik wilde bet beste bereiken. Haar status was legaal: zij was in Nederland pleegkind en in Brazilië officieel mijn dochter. Zij had hier een vaste verblijfsvergunning, maar ik wilde dat ze ook een Nederlands paspoort zou ken vond dat de rijgen. Het Hof was het met me eens en vond ook dat de weigering van éénouderadoptie tegen de Europese richtlijnen was. Dus ik kreeg wat ik wilde. Maar niet helemaal: het is me niet gelukt om haar twee namen te geven. Zij kreeg automatisch mijn naam: Stamperius.
Er was toen nog geen verplichte voorbereiding, hoe heb jij je voorbereid?
Ik heb me voorbereid door allerlei boeken te lezen en me te verdiepen in de valkuilen. Ik leer makkelijker van boeken, een ander leert vaak makkelijker van een levend iemand. Daarnaast is lezen voor mij tweede natuur, en mijn leven bestaat uit research doen.
Waar ik me niet op heb kunnen voorbereiden is het hedendaags racisme. Ik vind het wel bitter dat ik mijn kind naar een van de minst racistische landen van de wereld haalde en dat dat tegen de tijd dat zij volwassen werd zo veranderd is.
Uit: Zo volledig mogelijk leven; Adoptietijdschrift Jg 10 /4 December 2007.