De oudere schrijver als garantie voor diversiteit
Een interview met Hannemieke Stamperius
Andrea Kluitmann
In 1974 verscheen de eerste roman van Hannemieke Stamperius, onder het pseudoniem Hannes Meinkema. Sindsdien schreef ze nog tal van romans, gedichten, kinderboeken, literatuurwetenschappelijke en filosofische werken en – onder de naam Justa Abbing – thrillers. Ze stelde bloemlezingen samen, richtte een literair tijdschrift op en recenseerde literatuur voor o.a. NRC. En sinds vijftien jaar schildert ze ook.
Hoe fantastisch was het om succesvol schrijver te zijn in de jaren ’70?
Je gaat er kennelijk al vanuit dat het fantastisch was. Fantastisch aan de jaren ’60 en ’70 was de vanzelfsprekendheid van het leven met idealen, van het leven met ethiek. Verder moet je ook niet onderschatten hoe groot de haat en hekel jegens feministen in die tijd was, en ik werd vooral waargenomen als feministe. Naast veel bewondering kreeg ik ook haatbrieven en er waren leraren op de middelbare school die leerlingen verboden om mijn boeken op hun literatuurlijst te zetten. Bijna alle kritieken bleven hangen in mijn feminisme, al heb ik nooit een politieke visie in mijn boeken willen uitdragen. Dat kan volgens mij ook helemaal niet. Literatuur moet lezers vrij maken, juist als een auteur, zoals ik, hen aan het denken wil zetten.Mijn boeken – en dat was toen ook al zo – gaan bovendien diep bij de personages naar binnen.
Wat niet betekent dat ze loodzwaar zijn – ik heb net De heiligwording van Berthe Ploos uit en dat is behalve filosofisch en teder ook een boek vol humor.
Mij is vaak gezegd – en ik geloof dat klopt ook wel – dat mijn werk iets heeft van de bedrieglijke eenvoud van de Angelsaksische literatuur, waar ik als lezer ook erg van houd. Je kunt mijn werk op verschillende niveaus lezen, dat was vroeger zelfs een bewust feministisch-democratisch procédé.
Je roman En dan is er koffie werd een grote bestseller.
Gelukkig was dat mijn derde boek, en niet mijn eerste. Ik hou niet van roem, ben er altijd een beetje bang voor geweest. Voor je het weet, verwijder je je van je eigen spoor. Door mijn bestseller kon ik een huis op Vlieland kopen, en daar kan ik met rust schrijven en echt kijken naar waar het mij om gaat. Je moet authentiek zijn in je werk; een zweem van verlangen naar goedkeuring doet daar al afbreuk aan. Voor je het weet doe je aan zelfcensuur.
Je zei het net zelf al, je werd vooral waargenomen als feministe.
Ja. Het woord feminisme heeft nog steeds een negatieve klank. Ik werd in een interview in Trouw een (paar) jaar geleden gevraagd of ik nog achter die idealen stond: Ja, natuurlijk doe ik dat, waarom zou ik mijn houding ten aanzien van onrecht in de wereld veranderen?
Het idee dat er gelijkwaardigheid zou moeten zijn tussen man en vrouw werd in de jaren zeventig als heel bedreigend ervaren. Mensen werden boos, maar daar zat angst onder. Ik ben er nooit bewust op uit, maar ik zit, als ik daar achteraf naar kijk, bijna met elk boek op de rand van een taboe.
Geldt dat ook voor je nieuwe boek?
Ja. Mijn nieuwe boek gaat over pijn. Hoe schrijf je zo over pijn dat lezers bereid zijn mee te gaan met een personage dat in pijn leeft, en zelfs bereid zijn zonder angst over de eigen houding tegenover pijn na te denken? Pijn is een enorm taboe. Epicurus zegt het al, tenminste in een citaat van Cicero, en ook Milton: summum malum, pijn is het ergste kwaad, en dat het ons instinct is om pijn te vermijden, dat zit dus heel diep. Juist in deze tijd met de ideologie van maakbaarheid leven we met de illusie dat pijn niet meer hoeft, en als we 70 zijn, worden we allemaal lid van een golfclub, dat soort kul. Dat is een enorme vlucht voor de werkelijkheid, meer dan toen ik jong was. En door pijn niet te willen zien, neemt de angst ervoor toe. Nederland gaat daar verder in dan omliggende landen: als ik in Engeland of Frankrijk met een stok loop, gaan mensen opzij of ze laten me voorgaan, en hier word je vaak behandeld als oud vuil. Mijn kapotte lijf – en zeker toen ik jonger was – confronteert mensen met hun eigen kwetsbaarheid.
Er is een theorie waarin geen verschil wordt gemaakt tussen fysieke en psychische pijn – een theorie die ik trouwens niet onderschrijf omdat bij de ervaring van pijn de oorzaak een enorme rol meespeelt – maar als je die twee in elkaars verlengde ziet, dan heeft ieder van de vier personages in mijn boek een eigen pijn. En dat maakt er dan weer een eenheid van. Het was geweldig om dit boek te schrijven.
Je lijdt zelf aan een uitermate pijnlijke botziekte.
Toen ik de diagnose 15 jaar geleden kreeg, was ik betrekkelijk jong. Van schrik kon ik een half jaar helemaal niet meer schrijven. Toen ben ik gaan schilderen, want als ik geen dingen maak, leef ik niet. Ik was bang dat als ik in het schrijven de diepte in zou gaan, ik zo hard zou beginnen te huilen dat ik nooit meer op zou houden. Dat gevoel van rouw, verse rouw. Dan zag ik bijvoorbeeld op de tv een plek waar ik altijd al naar toe had gewild en dan werd ik erg boos: daar kon ik helemaal nooit meer komen. Maar op een gegeven moment dacht ik: zo moet ik dat niet doen. Wat er met je gebeurt, dat kun je niet veranderen, maar je houding ertegenover wel. Het is niet goed om met je lichaam in oorlog te leven., dus moest ik leren het gevecht tegen de ziekte te verleggen naar een ander terrein. Meegaan met het onvermijdelijke, maar het wel creatief transofrmeren. Dus: steeds als ik iets niet meer kan zoek ik naar iets daarvoor in de plaats dat eenzelfde vreugde geeft. Toen ik niet meer naar mijn lievelingsgebieden kon reizen ben ik cd-roms gaan branden met mijn lievelingslandschappen en nu reis ik virtueel. Ik zet een land op de computer en ik verlies me daarin. Daarna voelt het alsof ik er ben geweest.
Hoe belangrijk is schrijven voor je?
Schrijven en denken zijn voor mij heel erg met elkaar verbonden, en kijken en denken ook. Ik schrijf niet om iets uit te drukken, ik schrijf om iets op te roepen, om iets teweeg te brengen. Voor mij is ethiek een belangrijke factor. Ik gebruik expres niet het woord moraal omdat dat verbonden wordt met moralisme en dus met ‘niet mogen’, en ’zeker weten’ terwijl ethiek juist over vragen gaat, over wat goed en kwaad zou kunnen zijn en waarom, en hoe we daarmee om zouden kunnen gaan. In literatuur wil ik goed en kwaad voelbaar maken, en de gebruikelijke visie ter discussie stellen.
Literatuur moet vrij maken, mensen bevrijden van het keurslijf dat onze cultuur in hun denken en vaak ook in hun levensloop aanbrengt, mensen opnieuw laten kijken naar de dingen waarvan ze dachten dat ze die al kenden.
Daar heb je lezers voor nodig.
Ja, ik heb lezers nodig. Als je een soort dagboekachtig type bent, dan kun je het voor jezelf doen. Maar zo schrijf ik niet.
Je nieuwe boek gaat niet bij de uitgeverij verschijnen waar je al heel lang publiceert.
Ik ben dertig jaar verbonden geweest aan Contact. Inclusief herdrukken hebben ze zo’n veertig boeken van me uitgegeven. Ik ben hen enorm van nut geweest. Kennelijk is het nu oké om commerciële overwegingen zwaarder te laten wegen dan loyaliteit. Dat heeft me geschokt. En het feit dat het geen individuele zaak is, maar veel oudere auteurs overkomt, ook bij andere uitgeverijen, dat is nog schokkender.
Dat betekent trouwens niet dat ik het niet fantastisch vind wat jongeren maken. Ik vind het juist fijn dat er zo veel jonge auteurs zijn. Het gaat mij om de diversiteit. Je haalt veel plezier weg uit de toch al zo kleine Nederlandse literatuur als je ons weghaalt. Mijn generatie auteurs kan iets wat jonge auteurs niet kunnen, namelijk de tijdgeest aan de orde stellen. En dat is voor de literatuur en de cultuur onontbeerlijk. Het is voor mensen goed om te worden geconfronteerd met het idee dat de dingen zoals ze nu zijn niet vanzelfsprekend zo hoeven zijn.
Blijkbaar denken uitgeverijen dat er geen markt voor is.
Terwijl iedereen het over de vergrijzing heeft. De vele lezers tussen vijftig en tachtig willen andere dingen lezen dan lezers van tussen de twintig en veertig. De oudere groep lezers is een schitterende markt die je kunt aanboren. Nederland is natuurlijk een heel klein land met een kleine literatuur, dat zal ongetwijfeld ook een rol spelen in de marketing. Er zijn bepaalde patronen, er zijn bepaalde wegen die mensen gaan. In deze tijden moet je verschillende soorten publiek op verschillende manieren proberen te bereiken..
Ik denk dat we weer naar kleine, individuele uitgeverijen toe moeten, zonder aandeelhouders. Het is te gek dat je miljoenen genereert die naar de aandeelhouders gaan in plaats van dat ze geïnvesteerd worden in boeken die minder goed lopen, maar die wel belangrijk zijn. Iedereen weet dat datgene wat het best verkoopt niet noodzakelijkerwijs ook het beste is. Ik zou willen stellen dat je interessante boeken die niet in de tijdgeest passen zou moeten uitgeven, gefinancierd door bestsellers, net als poëzie.
Schrijf je anders nu je ouder bent?
Ik ben nooit goed geweest in vrijblijvendheid, maar naarmate ik ouder word, word ik er nog minder goed in. De dingen die voor mij interessant zijn, zijn razend interessant en misschien wel hartstochtelijker interessant dan vroeger, maar het is een kleiner gebied: dieper, en kleiner. Een boek kost me vier, vijf jaar, dat ga je niet lichtvaardig doen.
Ik leef een teruggetrokken leven. Dat doe ik niet bewust, maar omdat het mijn smaak is, ik ben een einzelgänger en ik voel me lekker in m’n eentje. Van binnen is er een voortdurende dialoog gaande tussen mij en alles wat ik zie en wat ik lees. Ik ben verschrikkelijk druk bezig met die dingen, maar niet met de buitenkant daarvan, want die vind ik niet interessant. Ik kijk ook eigenlijk nooit of mijn boeken in een boekwinkel liggen. Als ik het af heb, is het klaar.
Het gaat je vooral om het proces?
Ja. Of het me lukt om een heel complex van ideeën en gevoelens erin in het boek te krijgen zo dat het werkt. Schrijven is natuurlijk sowieso al een vertaalslag: wat je in je hoofd hebt, krijg je nooit op papier. Je hebt niet woorden in je hoofd, je hebt onder andere woorden in je hoofd, en daarnaast beelden, geluiden, kleuren, gevoelens.
Ga je een nieuwe uitgever zoeken?
Ja, maar ik wil dan wel met een leuk pakket van mogelijkheden komen, iets te bieden hebben. Dat heb ik natuurlijk ook, maar zo voelt dat niet als je net aan de kant bent gezet. En al weet ik dat het afschaffen van oudere auteurs een tijdsverschijnsel is, natuurlijk voelt het toch als een persoonlijke afwijzing.
Maar ik heb er wel ideeën over. Ik denk dat Nederland een inhaalslag zou moeten maken wat e-books betreft, daarin lopen we erg achter. Ik kijk altijd naar Engeland, waar ik veel vrienden heb en regelmatig kom. Iedereen zit daar met een e-reader in de metro. Zelf heb ik er ook al zeker zeven eentje die nu zo oud is dat ie Alzheimer heeft, niet meer kan onthouden waar ik ben gebleven. Ik zou er zelf geen bezwaar tegen hebben als mijn boeken uitsluitend als e-boek werden uitgegeven, mits er een goed marketingconcept achter zit. Want ik kan natuurlijk op mijn website elke week een hoofdstuk van mijn boek zetten. Dat doet P.C. Hooft-prijswinnaar H.C. ten Berge bijvoorbeeld, die ze bij Querido niet meer wilden hebben. Maar hoe krijg je mensen zo ver dat ze daarnaar kijken? Dat lijkt me geen oplossing. Je hebt ook van die sites waar je voor ik dacht vijf euro je boek op kunt zetten en dan willen ze dat wel converteren naar een e-boek-format, maar alweer de vraag: wie gaat er naar die site toe?
Zonder marketing bereik je de lezers niet.
Een vriendin van me is uitgever en zij gaat me helpen. Ze kent een flink aantal kleine uitgeverijtjes, enthousiaste jongens en meisjes die graag leuke boeken uitgeven. Enthousiasme heb ik nodig. Ik heb in 2011 een boek over de religiefilosofie van de verlichting geschreven, God en de Verlichting, dat bij Skandalon verscheen, een uitgeverij die met behulp van subsidie werkt.Het was een verademing om met ze samen te werken, ze waren enthousiast en betrokken. Contact kon het overigens niet uitgeven omdat ze de markt voor zo’n boek niet kenden.
Als je zoals ik een leven leidt dat van creativiteit aan elkaar hangt, dan ben je misschien fysiek wel oud, maar van binnen niet. En ik heb zeker nog drie, vier boeken in me.
Voor schrijvers doet leeftijd er toch ook totaal niet toe?
Nee. Schrijvers worden er niet slechter door. Simone de Beauvoir heeft dat mooi uitgezocht, in La Vieillesse, waarin ze allemaal oudere mensen uit verschillende vakgebieden beschrijft. Schrijvers komen er goed af, Tolstoy schreef Anna Karenina, als ik het wel heb, pas op z’n zeventigste.
En kijk naar Engeland, je kunt je toch niet voorstellen dat ze daar een schrijfster als A.S. Byatt aan de kant zouden zetten? Nu verkoopt die wel wat meer boeken dan ik en Engeland is natuurlijk ook een land met een traditie van merkwaardige oude dames. Daar ligt dat heel anders dan hier. Ik vind dat jammer aan Nederland. Als je een soort vanzelfsprekend cultureel respect voor oudere mensen hebt, behandel je oudere schrijvers natuurlijk ook beter en dan worden ze ook beter gelezen.
In: Tijdschrift van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, 2012.