Ik heb met hem gedanst op het schoolfeest. Niemand durfde (of wilde) hem vragen, alleen ik. Het verschrikkelijke daarbij was, dat mijn moeder me had aangeraden een half corsetje te dragen onder de strapless jurk, bij wijze van beha (bh? Ik moet nog zoveel leren.) En dat hij dat dus voelde toen hij me vastpakte, in plaats van mijzelf voelde hij dat rare harde ding. Mijn moeder had de jurk zelf gemaakt en iedereen vond hem leuk en ik zei dat hij later korter gemaakt kon worden en dan een zomerjurk zou zijn, omdat het zo zonde is een jurk maar één keer aan te doen, op zo’n feest.
Hoe wist hij het? Hij had me voor het bord gehaald, toen, en knikte me bemoedigend toe omdat ik altijd het antwoord wist als hij de vraag aan de hele klas stelde, vanaf mijn plaats wist ik het antwoord altijd. Hier dus niet. Ik voelde de ogen van de hele klas, vroeg me af of mijn rokje doorzichtig was, scheef hing, of de kleur van rokje en tee-shirt wel even okee gecombineerd was als ik die morgen had gedacht – hoe mijn haar er van achteren uitzag, want dat weet niemand ooit tenzij de kapper daar een spiegel houdt. Het bord voor mij is levensgroot, te groot om op te schrijven, zelfs als ik wist wat ik er op schrijven moest. Ik lijd aan totale vervreemding, zegt de Vera die altijd waarneemt in mij, want verlegenheid is het niet, daar is het te groot voor. Ik zou het angst noemen, als die Vera in mij dat toestond. Ik kan gewoon niet verdragen dat ze naar me kijken. Hij niet. De jongens kijken of ik leuk ben, van achteren, en de meisjes kijken wat ik aanheb en hoe het me staat. Allemaal kijken ze en hebben een oordeel want ze moeten wel, er komt niets op het bord te staan, dus zitten ze over mij na te denken en ik kan niet controleren wat ze zien. Mijn benen, mijn billen. Aan de voorkant kan ik het wel, daar kun je altijd zien hoe iemand naar je kijkt.
En Afwerki, de leraar waar iedereen bang voor is, merkte het. Ga maar naar je plaats, Vera, zei hij met een stem die zachter was dan anders als hij iemand terugstuurde of wegstuurde naar de rector, en ik ging naar mijn plaats en de rest van het uur moest ik me tot het einde beheersen om niet te huilen. Als je het antwoord niet weet krijg je een 1.
Daarna ben ik gewoon naar huis gegaan, ik kon het niet uitleggen en ik wilde er niet over praten. Als ik met Annalena was opgelopen, zoals anders, was dat wel gebeurd, en ze zou naar mijn achterhaar hebben gekeken en gezegd: stel je niet aan joh, je haar zit priem. Alsof het daarover ging.
Sindsdien vraagt hij me vaak het antwoord, Afwerki, maar nooit meer voor het bord. De eerste keer stond ik op om naar het bord te gaan en hij zei nee, blijf jij maar zitten, met een piepklein lachje waarvan ik niet eens zeker weet of ik het wel heb gezien, bij nader inzien. Bij nader zien. Hij weet het dus, en handelt ernaar. Hij geeft me iets cadeau. Een mooi cijfer natuurlijk, maar het is meer. Het is dat hij het snapt. Een cadeau waarvoor ik nooit dank u wel kan zeggen. De Afwerki die in het allerbegin even werd gepest vanwege zijn naam, een gekke naam voor een leraar natuurlijk maar die een gewone naam is in Eritrea. Ja meneer, ik heb mijn huiswerki af, dat soort grappen, we hadden een beetje moeite met de afwerki meneer. Maar daar maakten zijn driftbuien gauw een einde aan. Zulke driftbuien had ik nog nooit gezien, niemand denk ik. Dat je bang bent dat er echt iets misgaat, dat hij uit elkaar knapt of iemand aanvalt – zelfs jongens gingen ervan huilen ook als het hen niet eens trof, tot Afwerki naar de gang ging om bij te komen of naar huis zelfs en dan ging de les verder niet door. Je zou denken dat er dan over werd gepraat, maar nee dus. Stilte erover.
Mijn moeder zegt dat er daar 30 jaar onafhankelijkheidsstrijd is geweest, en dat je er meer dan zes jaar in militaire dienst moet. Hij is gevlucht, maar hij spreekt Nederlands met een engels accent. Geen persvrijheid, en de slechtste score qua mensenrechten ooit, zegt mijn moeder. Die avond ging ik meteen na het eten naar bed, namelijk, dus kwam ze kijken wat er was. Toen huilde ik wel. Als je pijn kent, zie je de pijn van de ander, zei mijn moeder. Als je angst kent, vertaalde ik, zag hij dus dat ik bang was. Toen wist ik nog niet dat hij me het antwoord vanaf toen altijd op mijn plaats zou vragen en daar krijg ik altijd een tien, want ik vind wiskunde leuk. (Wiskunde, en rare woorden. ‘Nederlaag’, bij voorbeeld: dat betekent twee keer hetzelfde, twee keer laag. We gebruiken neder bijna niet meer, maar de verkorte vorm, ‘neer’, nog wel: ik leg het neer, ik leg me erbij neer. Dit lijkt op algebra, omdat het een soort spelen is, met getallen en betekenissen, een klein ding dat altijd klopt, veilig, en niemand die ik ken doet dit. Gekleurde ziekten: rode hond, roodvonk, geelzucht. En mazelen is zo’n woord dat alleen in het meervoud bestaat: ik heb een mazel. De mazzel. ) En te gek, te mazzel , die 1 die ik voor het bord kreeg heeft hij niet geteld, want die kon ik later op mijn rapport niet terugvinden. Dat was dus de tweede keer dat hij iets aardigs had gedaan. Bijna niemand haalt een voldoende voor wiskunde, maar ik had een 9.
Ik kan hier nog een ander bordverhaal vertellen, dat was vorig jaar, toen de rector inviel omdat er iemand ziek was, en ik moest mijn vertaling van een stukje Caesar opschrijven, en dat de rector toen grappen begon te maken omdat ik links was. Links ben. De regels gingen van schrik helemaal schuin. De rector is erger dan Afwerki, want Afwerki is oprecht boos als hij boos is, maar de rector is sarkastisch. Dat betekent dat hij je pijn wil doen. Schrijf je in spiegelschrift? vroeg hij, en iedereen lachen, slaafs volk. Ze lachten niet echt, ze lachten om hem een plezier te doen, maar toch is het verraad. En ik door de grond. Het begon te waaien in mijn oren en ik dacht dat ik flauwviel. Van schaamte, terwijl er niets was om me voor te schamen. Zelfs niet mijn achterkant, want ik had mijn nieuwe jeans aan die dag. Hij moest zich schamen; misschien was de schaamte die hij niet wilde hebben wel een mazel die in dat waaien naar mij oversprong.
Dus ik zei niet: kijk even naar het bord meneer, u ziet toch van niet, want ik kan toch niet tegen hem op. Hij is na zijn studie naar Israël gegaan maar teruggekomen omdat hij in het leger merkte dat hij het niet eens was met het beleid van de regering, zegt mijn vader, en wie dit leest weet nu dus dat ik politiek-bewuste ouders heb. Het gaat dan over de Palestijnen, dat heb ik opgezocht op het Net. Ik kan die dingen niet begrijpen, en zeg nou niet ‘nog niet’, want ik denk dat ze te groot zijn om te begrijpen. Ooit. Ja, alsof het een soort heiligschennis is te durven denken dat ik daar ooit iets over zou kunnen weten. Misschien is Afwerki ook wel in het leger geweest, als kindsoldaat, dat weten we niet. Ik kan dat niet bevatten, te moeten leven als je anderen hebt doodgemaakt of in Israël gevangen gehouden. Maar ze reageerden dus precies tegengesteld, die twee leraren, op een bepaalde manier zelfs grappig toch? De één maakt me te schande voor het bord, en de ander zegt ga maar zitten en begrijpt dat ik alleen antwoord kan geven als ik op mijn plaats mag blijven zitten. Bij de rector voel je de spanning. En hij ziet je niet, misschien daardoor. Die keer voor het bord lukte het me met mijn linkerhand nauwelijks het latijn op te schrijven, laat staan de vertaling, dus een drie. Daarna hadden we een repetitie en ik had me rotgewerkt om het dit keer goed te doen, en dus kreeg ik een acht maar Paradies zei, toen hij me het proefwerk teruggaf: dat zal wel een vergissng zijn. Ze zitten dus precies tegenover elkaar. Paradies haalt me voor het bord en ik kan het niet en daar pint hij me dus verder altijd op vast, en Afwerki ziet dat ik het niet kan voor het bord en laat me op mijn plaats het antwoord geven. Afwerki heeft die spanning niet, zijn gezicht is rustig, tot het verkeerd gaat, dan pas. Het verschil is dus dat Paradies (ik weet het, ironie is dat, die naam, dus denk ik altijd aan hem als de rector, want hij verdient zijn naam niet) boos wordt omdat hij boos wil worden, sowieso, ongeacht de gevolgen voor anderen, terwijl Afwerki alleen boos wordt als er een reden voor is, maar dan wordt hij wel bozer dan de reden, zeg maar.
Ik ben de enige die niet bang is voor Afwerki, dus, en ik danste met hem ook. Nee, ik ga niet voor hem, geen sprake van, maar ik probeer te snappen waarom hij zo boos is als hij een driftbui heeft. Want hij heeft mij gesnapt, elke keer als ik daar aan denk wordt het warm in me. De anderen praten in de pauze meer over Michiels, maar ik wil met Annalena over Afwerki praten, over hoe dat moet zijn om in een ander land te gaan wonen en leraar te worden en te worden gepest. Zou dat pesten groot of klein zijn in zijn hoofd? Dacht hij dat alles hier van een leien dakje zou gaan omdat het zoveel beter is dan daar? Of dat het vanaf nu allemaal van een leien dakje zou gaan omdat hij het totnogtoe zo moeilijk heeft gehad. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen: je bent er totaal op gericht om in dat andere land te komen en een verblijfsvergunning te krijgen, en dat is dan je doel, je eindpunt, en verder kijk je niet, het verder komt als een verrassing. Ik wil weten hoe het is om een posttraumatische stress stoornis te hebben in plaats van met Annalena mee te praten over een leraar die als hij in het proeflokaal langs loopt even met zijn hand op borsthoogte… Hoe dan ook, het is een feit dat andere leraren dat niet doen maar die moeten dan ook niet langs mensen lopen die boven een madeliefje gebogen staan.
Als Michiels langs je loopt gaat zijn hand even…, heb ik dat gezien? vraagt Annalena in de pauze. Ja, maar niet bij mij, zeg ik, en Annalena lacht: natuurlijk niet, jij hebt nog geen tietjes. Nou, gelukkig maar, zeg ik, lieg ik. Is het een #metoo-ding? vraag ik, maar Annalena zegt van niet, tenminste, denk ik dat hij er iets mee bedoelt? Geen idee, zeg ik, ik weet te weinig van mannen om daarover te kunnen oordelen. Annalena lacht me uit, maar omdat dat juist ook een beetje mijn bedoeling was blijf ik glimlachen. Hij heeft gezegd dat ze een leuk bloesje aan had, nota bene. En toen zei ik: en u heeft een leuk overhemd, meneer, doodserieus zodat er bijna niet gelachen werd en dat was ook beter.
We schieten niet op, zoals vaker met Annalena, en ik bedenk voor de zoveelste keer dat we alleen vriendinnen zijn omdat we eruit liggen of er niet bij willen horen, zoiets. En dat het maar goed is dat we niet hetzelfde profiel hebben want anders moest ik elke pauze met haar lopen. En ik schaam me.
Maar ik had haar eigenlijk ook wel willen vragen of toen Afwerki in het dansen me heel even tegen zich aandrukte, of dat hetzelfde was? Zo heel even was het dat ik het me scherp moest herinneren om er zeker van te zijn dat het was gebeurd. Ik durfde niet naar hem te kijken. Vanwege dat corsetje, ook. Het voelde niet eens verkeerd, en mijn moeder zegt als we het over dit soort dingen hebben, maar dan atlijd expres in het algemeen, mijn moeder zegt dat je op je gevoel moet afgaan. Het voelde alsof ik zijn kleine zusje was en dat hij de warmte van die relatie wilde voelen, eventjes. Omdat er niemand anders is, maar hoe weet ik dat? Er is iets eenzaams aan hem, en nooit voel ik dat meer dan wanneer hij staat te tieren van woede.
En het is dus niet hetzelfde als Michiels die langs Annalena’s borsten strijkt want bovendien doet Michiels het bij alle meisjes waar het kan, en Afwerki deed wat hij deed alleen bij mij die keer.
Even goed vertel ik dit niet aan Annalena, die me vraagt of ik denk dat Michiels haar mooi vindt. En dat hij vroeg of ze na de les even bij hem bleef, zal ze het doen?
Maar de anderen vinden hem een viezerik, zeg ik, en Annalena draait zich om en loopt weg.
—
Mijn moeder zei gisteren aan tafel dat Woody Allen slachtoffer was van #me too, dat mensen meteen seksisten heten als ze het voor hem opnemen omdat nu alle vrouwen die beschuldigen moeten worden geloofd. Wat overigens verder terecht is, natuurlijk. Maar in dit geval zit het nog, want de beschuldiging komt uit een vechtscheiding.
En Biden? vroeg mijn vader – gelukkig wist ik wie dat was. Mijn moeder haalde haar schouders op. Begin nou niet over presidenten, zei ze. En toen, verontwaardigd: ik las in de Guardian dat de politie in Engeland de telefoon in beslag neemt van meisjes die aangifte doen, alsof wat ze daar vinden, ook al gaat het over diezelfde jongen, ook maar iets te maken zou hebben met de beschuldiging!
Waarom dan niet? vroeg ik. Nou, zelfs als je met een jongen meegaat omdat je bang bent of teveel hebt gedronken of als je je stoer houdt tegenover je vriendinnen op je telefoon of facebook, dan betekent dat nog niet dat je je echt zo voelt.
Mensen vertellen elkaar niet alles wat ze voelen, toch? zei mijn vader, terwijl hij naar mij keek. Jaja, ik weet wat hij denkt: dat ze me expres Vera hebben genoemd omdat dat ‘de waarachtige’ betekent of ‘degene die de waarheid spreekt’ – ‘een naam om in te groeien’, heeft hij al zeker honderd keer gezegd, en dan kan ik hem wel slaan omdat het daardoor een verplichting is. En ze zijn geen van tweeën op Facebook, om mij de ruimte te geven.
Natuurlijk vertellen we niet alles, zei ik, en hoe mijn moeder toen naar me keek. O mam, denk ik. Het kan niet, wat ze wil. Moeders en dochters kunnen geen vriendinnen zijn.
Vertel eens wat meer over #metoo, probeerde ik gauw over iets anders. Hallo, mijn vader is vaak te stil en mijn moeder praat te veel. Waren ze al zo toen ze elkaar leerden kennen, of zijn ze zo geworden om elkaars tegengestelde te zijn? Ze houden van elkaar, dat weet ik. Ze bestaan voor elkaar, en tegelijk bestaan ze tegen elkaar in. Ik vroeg dat aan Annalena die zo vaak over haar ouders klaagt: bestaan jouw ouders tegen elkaar in? Maar ze wist niet waar ik het over had. Jammer, want ik wil weten of een relatie je anders maakt dan je was. En of je daar zelf iets over te zeggen hebt. En erger nog: of je dat dan wel beseft, terwijl het gebeurt. Ken jezelf, zegt mijn moeder of ze zegt het in het grieks, zelfkennis is het begin van alle kennis – maar hoe ken je jezelf als je zomaar verandert door iemand met wie je woont? Ben ik anders dan ik zou zijn geweest met andere ouders?
Het nieuwe van #metoo, zegt mijn moeder, is dat het al genoeg is als het meisje of de vrouw zich er ongemakkelijk bij voelt, en dat iedere vrouw of meisje het recht heeft te worden gehoord, en wel met naam en toenaam. Mijn moeder spreekt wat zij noemt ‘inclusief’, ze zegt ook altijd ‘hij of zij’, maar die twee keer ‘meisje’ zaten niet voor niets in haar lange zin.
Kun je alleen bevriend zijn als je het met elkaar eens bent? vroeg ik. Mijn moeder kikkerde er helemaal van op dat ik dat vroeg. Het hangt er van af waar je het niet over eens bent, zegt ze. Hoe belangrijk dat voor je is. Alsof ik het zou hebben gevraagd als het om onbelangrijke dingen ging, hallo!
Dat had ik kunnen weten, zei ze spijtig. Ze dacht dat ze de kans op samen heeft verspeeld, en ik wilde haar geruststellen en bijna zeggen dat ik van binnen nog steeds vaak denk dat ze altijd gelijk heeft, maar het zou stom zijn om dat te zeggen. Ik pakte haar hand. Het gaat over seks, zei ik. Hoewel, misschien gaat het toch wel alleen over nee zeggen. Of het gaat over iets leuk vinden waarvan je weet dat het niet goed is, dat wil zeggen, Annalena dan. Ik raap al mijn moed bij elkaar en vertel over dat gedoe met die bloesjes maar zonder de naam van Michiels te noemen. Denk je dat hij weet wat hij doet?
Absoluut, zei ze.
Toen werd ik bang, dat Annalena er anders over zou denken.
–
Ging ik dus online zoeken naar Eritrea, kwam ik terecht op een site United against racism en daar staat een lijst die The List heet, een lijst van zes en dertig duizend vijfhonderd en zeventig vluchtelingen en migranten die dood zijn gegaan dankzij het beleid van ‘fortress Europe’. Ik moest zo huilen. Op 6 april 2018 stief Omar, 16 jaar – mijn leeftijd – uit Maghreb die vlakbij de haven van Ceuta in Spanje expres is doodgereden door iemand die vluchtelingen opjoeg. Ik vertelde het natuurlijk aan Annalena maar die kwam met het verhaal dat ze in Barcelona één keer per jaar een groep stieren door de stad jagen met een horde stierenvechters er achteraan. Okee, ik snap het verband en tegelijk snap ik niet dat ze die slag maakt.
Nee, ik snap het wel. Dat is één van de verschillen tussen Annalena en mij, dat zij dieren en bomen dezelfde rechten gunt als mensen. Zo kan het. En ik bewonder Annalena daar om, maar zelf voel ik het verschil te groot. Annalena wou dat ze Greta Thunberg was. Of dat ze haar kende. Ik zeg niet dat het nog de vraag is of Greta haar zou willen kennen, of überhaupt iemand, dat ze misschien wel iemand is die geen vriendinnen heeft want zo ziet ze er uit. Annalena luistert toch niet naar mij nu, ze luistert naaar Perfume Genius, Dark Parts, over zijn adoptie.
Maar ik drijf weg. Over die jongen denk ik als ik in bed lig, aan hem denk ik, en aan hoe het voelt als een auto, er stond ‘truck’ dus het was een vrachtauto, achter je aan rijdt om je dood te maken. Je rent en je rent en je kunt niet meer en dan? Wij kunnen het niet voelen, omdat we zelf… alleen Corona, maar zo erg was dat hier niet, alleen voor oude mensen was het echt gevaarlijk, maar al mijn opa’s en oma’s zijn al dood. Doodgewoon, las ik toen in een krant: dat de dood gewoon was geworden dacht ik dat ze bedoelden, ik was nog te jong om het te begrijpen. Oversterfte, dat is als er meer mensen doodgaan dat gebruikelijk is. Een andere jongen, uit Eritrea godbetert, sprong uit een vrachtwagen de grote weg op vlakbij Calais en stierf in het ziekenhuis van Lille. Oversterfte. Dat de dood gewoon is, voor Afwerki, denk ik.
Terug, terug. Ik keek op die lijst naar mensen uit Eritrea, vanwege Afwerki. Nu komt er iets dat ik bijna niet kan opschrijven. Een baby van zes maanden doodgemaakt door zijn moeder, ‘strangled’ staat er, die zichzelf daarna heeft opgehangen. Ze heette Snaid Tadese, en het was in Duitsland, in het asielcentrum in Eckelstadt (geen idee waar dat is, nog opzoeken). Eerst ben je zo wanhopig dat je alles achterlaat en je familie en iedereen van wie je houdt, en dan ben je zo wanhopig in dat asielcentrum dat je het toch niet kunt volhouden om een nieuw leven te maken voor jou en je baby. Uit het land van Afwerki, met wie ik heb gedanst op het eindfeest, en die mij na die ene keer nooit meer voor de klas heeft gevraagd. En zoveel mensen op de lijst heten alleen maar N.N. No name, niemand niemand. Soms gaat één regel over meer mensen, negentien mensen uit Eritrea dood in een auto-ongeluk, waaronder vier kinderen, één vrouw en veertien mannen, en dan staat er bij: honderdnegenenvijftig overlevenden en eerst dacht ik waarom staat dat erbij, tot ik het snapte. Die zaten dus allemaal in die auto. Vrachtauto. 14 februari 2018 was dat, en het zou zomaar kunnen dat Afwerki in die auto heeft gezeten.
Ik zou het zo graag willen begrijpen maar het is te groot. Ik kan alleen maar weten hoe het is om een meisje te zijn. Nietes. Ik probeer dat alleen.
Mijn moeder kwam me wakker maken omdat ik in mijn droom zo huilde, dus ik liet het haar zien op mijn telefoon en ze zei o liefje, mijn liefje, is dat wel verstandig? Maar niet zo dat ze het er niet mee eens was. Zo is onze wereld, zei ze. Het prachtigste wat je niet eens kunt bedenken zo mooi is in de wereld, en het allerslechtste is er ook. Daar heb ik nu even helemaal niks aan, zei ik geïrriteerd, maar ze aaide mijn haar voor ze wegging.
Ik schrijf er nog twee op en dan stop ik, omdat de pijn die je voelt minder wordt als het er teveel zijn. Deze heet Tesfalidet Tesfon, en hij was twee-en-twintig, en nadat hij anderhalf jaar gevangen was gehouden in Libië, ging hij dood in Lille, van tbc en ondervoeding. En de laatste kies ik vanwege zijn naam, Yemane, dat lijkt op iemand maar ook op niemand, toch? Hij doodde zichzelf omdat hij geen asiel had gekregen in Zwitserland op 4 september 2018 – maar toen was Afwerki al hier. Net hier. Yemane voelde dat hij niet meer terug kon, want de beslissing om te vertrekken en alles achter te laten neem je voor eens en altijd. Dus ik proberen zoiets te snappen. En dat kan dus niet. Ik sneed mezelf in mijn bovenbeen om te voelen wat pijn ook al weer is, maar wist meteen dat ik een aanstelster was met mijn tweedehandspijn. Het bloedde meer dan ik had gedacht, ik moest het stelpen met wcpapier, maar het telde niet.
Als ik Rutte was zou ik iedereen verplichten die lijst op hun telefoon te hebben. En als ik deze wens aan mijn vader zou vertellen, zou die keihard gaan lachen omdat Rutte dan voor hem de laatste ooit zou zijn die zoiets belangrijk vond. Kun je niet zeggen, zou ik dan zeggen, want hij bleef niet op bezoek gaan toen zijn moeder doodging. Was dat goed?
Maar hij laat hier niet de gevluchte kinderen komen die geen ouders meer hebben. Als ik ooit een gesprek met Afwerki zou kunnen hebben, iets wat nu een totale onmogelijkheid lijkt want hoe dan, na zijn uur is hij meteen verdwenen in de leraarskamer waar wij niet mogen komen, ook niet met een reden. Stel je even voor dat ik zou kloppen en om hem vragen en dan kwam hij bij de deur en zou ik zeggen: hoe denkt u over die mise van Rutte, bent u boos of verdrietig? U bent ouder, maar als dat niet zo was? Bent u alleen gevlucht? Heeft u nog familie? Ouders, broers en zusjes? Een zusje van mijn leeftijd? Laat u dat zusje overkomen, dan zal ik zorgen dat ze alles leert wat ze weten moet om hier gelukkig te leren zijn. Dat het niet gaat als met Snaid Tadese. Als ze dat tenminste nog kan, kunt u het?
–
Annalena wil geen kinderen, omdat die zouden meemaken dat de wereld verging. Maar kinderen zijn de hoop, praat ik mijn moeder na. Het gekke is, dat ik ‘kinderen’ daarin dan niet op mezelf betrek. Alleen kleine kinderen kunnen de hoop zijn, omdat ze nog onbeschreven zijn.
Waarom doe je dan zo je best met al die groendingen van je? vroeg ik. We lopen ons bekende rondje, langs Albert Heijn waar we maar met twee tegelijk naar binnen mogen omdat we pubers zijn, nou vraag ik je zou mijn moeder zeggen maar ik ga me er niet over opwinden. Nu is het trouwens toch al anders: er staat een rij te wachten met anderhalve meter. Omdat de politie hier controleert. Soms, tijdens de les, hoor je de helicopters en een Grote Stem die iets buldert. Het stomme is, dat ons virus waar ik het zo weinig mogelijk over wil hebben omdat het iets is waar iedereen het de hele tijd over heeft, ons virus dus twee meter ver geniest wordt en niet anderhalf. En nog zoiets: we moeten niezen in dezelfde elleboog waarmee we elkaar moeten begroeten. Menselijk beleid!
Omdat ik niet medeverantwoordelijk wil zijn voor de ondergang, en dat zou ik wel zijn als ik niet alles deed wat in mijn mogelijkhedern lag om het te voorkomen, zegt Annalena.
Een schitterend argument.
Meestal praten we over de kinderen in de klas, of over de leraren. Annalena wil ook altijd graag over haar haren praten, want die zijn inderdaad spectaculair. Niet qua felle kleur, want dat mag niet op onze school, maar Annalena heeft dus haren waar ze op kan zitten, en ze heeft ze geverfd in een kleur die ‘zwarte tulp’ heet en je snapt precies waarom. De Hema heeft oogschaduw in die kleur, taupe heet die maar Annalena’s haren zijn nog net iets zwarter. Ik zeg dit allemaal, om haar een plezier te doen.
Want als de verschillen tussen ons te groot worden, blijf ik alleen over.
Noem drie dingen die de mensen hebben voortgebracht, zegt Annalena uitdagend.
Daar hoef ik niet over na te denken: muziek, taal, en what if , zeg ik.
What if?
Fantasie, de creativiteit, verhalen, teevee, internet, films, ga maar door. Dat het mogelijk is je haar te verven in een kleur die zwarte tulp heet. En dat we kunnen begrijpen dat een zwarte tulp niet zwart is maar een beetje paars erdoorheen. Dat er dingen zijn die we niet kunnen benoemen en toch weten. Poëzie.
Poëzie is geen fantasie, want het is altijd de belevingswereld van de ik, zegt Annalena onze leraar talen na.
Ik weet niet of dat wel klopt, maar poëzie is wel honderd procent creativiteit, ten diepste, taal plus creativiteit in de meest pure vorm, zeg ik. Ik wist niet dat ik dit wist, misschien heeft mijn moeder dit een keer gezegd dus wat zeur ik over de leraar talen, maar het klopt wel. Poëzie is een huis van taal. En filosofie, dat is ook een what if. Maar wat mijn eigen gedichten betreft heeft Annalena wel gelijk, als die niet over mijn belevingswereld gaan eet ik ze op. Toch is dat juist wat er niet goed aan ze is, mijn gedichten zijn altijd ikkerig. Daarom zijn ze geheim, dat is beter. Muziek: weet je, zeg ik, als je erover nadenkt, dat het mogelijk is met een beperkt aantal klanken zo oneindig veel verschillende muzieken te maken. Zo’n rijkdom, het houdt nooit op. Ik kan het niet uitleggen. Dat Mozart bestaat en Rihanna. Tegelijk.
Mozart is anders wel dood hoor, zegt Annalena.
Je kunt een kind adopteren dat er al is, zeg ik, want ze snapt er niets van. Dan doe je in feite ook iets groens, neem een gevlucht kind, uit Eritrea of zo. Dat laatste had ik voor me moeten houden, er moest een punt achter ‘kind’. Annalena zou eerder een boom adopteren, of een rivier. En dan? Dan zorg je dat die rivier schoon is, en drink je er elke dag een slokje water uit.
God is groen, zeg ik, om het gesprek te besluiten, want we zijn bij de school.
Wow, zegt Annalena en even zijn we weer vrienden. Hoewel Annalena iemand is bij wie ik nooit echt samen kan zijn, dat blijft.
Okee. Melk is in het spaans en italiaans vrouwelijk en in het frans en portugees mannelijk, en toch is het hetzelfde woord. La leche, la latte, le lait, o leite. Ze gaan terug op het latijn lac dat onzijdig is. Is dat de verklaring, omdat die romaanse talen alleen mannelijk en vrouwelijk hebben en onzijdig is weggevallen? Eerst dacht ik even dat het verschillende groepen romeinen moesten zijn geweest in Spanje en in die andere landen, maar Spanje en Portugal liggen te dicht bij elkaar dus dat kan niet. Als je mag kiezen ligt vrouwelijk voor de hand omdat de eerste melk van de wereld de melk van de moeder is – en alle melk in zekere zin, behalve sojamelk. Hebben de spanjaarden en italianen meer met moeders dan de portugezen en fransen? Dat zou zomaar kunnen. Met tomaten gaat het andersom: die zijn vrouwelijk in het frans en mannelijk in het spaans en portugees: la tomate, el tomate, o tomate. Italiaans doet hier niet mee want daar heet een tomaat pomodoro, gouden appel, wat ook nergens op slaat. Mijn vader heeft een boek uit zijn jeugd dat Die Sprachen der Welt heet en dat boek pak ik af en toe stiekem uit zijn kast en kijk erin naar de woordenlijsten van romaanse en germaanse talen, georganiseerd naar onderwerp en steeds hetzelfde woord in alle varianten bij elkaar. Ik weet niet waarom maar ik word daar erg vrolijk van. Ik snap precies waarom mijn vader zo van dat boek hield als kind. Woorden maken reizen in de tijd en in de ruimte: neem framboos, die ooit braambes heette en dat werd door de fransen verbasterd tot framboise en dat namen wij weer van ze over tot framboos.
Kun je zien dat ik in bovenstaand stuk allemaal serieuze woorden heb gebruikt? Misschien ga ik een blog beginnen over woorden.
–
We hebben een lerares grieks en latijn die tijdens de les zit te haken, en ze heeft dan ook altijd van die lijkt het wel gehaakte kleren aan, dat slierterige en tegelijk sjieke, en gehaakte make-up ook als je begrijpt wat ik bedoel, in kleuren die heel dicht bij elkaar liggen tussen goud aan de ene kant en rose aan de andere. Annalena houdt juist van die stijl, en ze vroeg in de pauze of ik meeging omdat de Primark weer open is, maar ik zei dat ik niet kon want ik haat de Primark. Annalena had me door, dus daar zat ik weer fout. Ze draaide zich om en liep terug naar de school, en ik, koppig, liep ons oude rondje dan maar. Misschien omdat er tranen in mijn ogen zaten, ik herkende plotseling de huizen niet meer en wist niet of ik wel goed liep. Hoe kun je nou verdwalen vlakbij de school waar je al jaren naar toe gaat en in een straat waar je honderden pauzes doorheen hebt gelopen? Van geen van deze huizen kan ik me iets te binnen brengen dat het onderscheidt van de andere huizen en zelfs het huisachtige eraan ontgaat me. Onvoorstelbaar dat hier mensen in wonen, in deze bouwwerken. Ze zijn geel, dat alleen al. Ik ga later nooit in een straat wonen, dat weet ik honderd procent. Toen ik op de basisschool zat woonden we in een huis met aan de overkant water, en aan de overkant daar weer van was een houthandel waar boomstammen in lagen te weken, en de kunst was dan om over die rij boomstammen heen te rennen en zonder in het water te vallen uiteraard. Ik weet nog precies dat gevoel in mijn voeten als ze onder je wegrolden. De meisjes net zo goed: in die tijd was het verschil er nog niet echt. We voetbalden ook, en stookten vuurtje tegen de huizen. Kattekwaad, heette dat vroeger.
Een vaart, heette dat water. Een vaart is behalve snelheid ook een soort van water, geen rivier, geen kanaal, geen gracht. Het heeft waarschijnlijk met varen te maken, maar vaart = snelheid heeft dat ook, denk ik.
—
Annalena zegt dat je tepels hard worden als je je borsten aanraakt. En mijn moeder heeft het uitgelegd maar ik heb het nog nooit gedaan, met dat knobbeltje daar beneden. Ik wel, zei Annalena, en ze lachte erbij, heel vrolijk, en toch zou het kunnen dat we over twee verschillende dingen praatten. Het voelt als vuurwerk, zei ze. Weet je die kerststaafjes, die grijze, die als je ze aansteekt ontknallen in een hele reeks sterretjes? Koudvuur, zei ik. Woorden de zichzelf tegenspreken. ‘Tegenspreken’ zelf is ook zo’n woord, zeker als je het met ‘zichzelf’ combineert. En ‘volledig’, waarvan de eerste lettergreep de betekenis maakt die door de tweede wordt ontkend. Ik ga mijn moeder vragen of ik één van die schriftjes mag die ze nog in haar bureaula heeft liggen van toen ze nog in schriftjes schreef. Ze zegt dat ze een papierfreak is en het is waar dat ze geen papier kan weggooien. Toen ik vijf was zagen we in de Spiegelstraat aan de stoeprand grote stapels aan één kant bedrukt fotopapier liggen. Volgens mijn moeder had je toen nog geen papierbakken, en wat haar betreft in dit geval maar goed ook, want ik moest daar wachten tot ze terugkwam met een rol vuilniszakken want gelukkig was die plek niet ver van haar kantoor, dus heb ik daar de hele middag die stapels papier bewaakt terwijl mijn moeder steeds twee volle vuilniszakken naar haar kantoor bracht: één die precies paste in het stoeltje waar ik in zat en de andere op het zadel. De twee laatste stapels gingen rechtstreeks in de boodschappentassen die naast mijn stoeltje hingen en waarin het verboden was mijn benen te steken en ik deed dat altijd toch. Wekenlang kwam ze elke dag thuis met een vuilniszak vol papier, en we gebruiken dat papier nog steeds. Om te printen gebruikt mijn moeder de achterkanten van manuscripten die ze, ook in vuilniszakken, van kantoor meebrengt. Maar voor mijn woordenlijsten wil ik een schoon schrift. Als je die twee woorden aan elkaar schrijft krijg je een andere betekenis: schoonschrift. Dat betekent netjes schrijven maar ik kan dat niet meer, wij hebben niet meer leren rekenen en schrijven zegt mijn moeder maar we kunnen wel typen, hallo! en dat gaat sneller dan schrijven en dat is logisch want om te schrijven heb je drie vingers nodig en om te typen tien. Het verschil, zegt mijn moeder, zit ‘m niet in het aantal vingers maar in dat, hoe sneller je typt, hoe dichter je met je gedachten bij je onderbewuste komt. Als je schrijft moet je steeds tussen je verschillende gedachten over wat je gaat schrijven er eentje uitkiezen, maar als je typt kunnen er wel drie gedachten onder elkaar op het scherm in die zelfde tijd.
Maar goed, ze heeft dus een boekje over seks in de gangboekenkast gezet zodat ik er in kan kijken zonder dat iemand het merkt. Als ik het kan ga ik het niet aan Annalena meteen vertellen, want ik denk dat het één van die dingen is die ik voor mezelf zal willen houden, een tijdje in ieder geval. Dan heb je een soort geheim met jezelf dat je met je vingers een vuurwerkje kan maken – het zal denk ik lijken op met je oordoppen naar muziek luisteren in het donker terwijl iedereen slaapt en niemand weet wat je hoort. Want ik ga nu iets vertellen waarvoor ik me een beetje schaam: ik houd van klassieke muziek. Man, als een orgasme net zoiets is als naar Mozart luisteren in de nacht!
Ik ontdekte Mozart toevallig een keer toen ik toevallig langs hilversum 4 kwam op mijn moeders radio – okee, ze was niet thuis en ik sloop in haar kamer rond om te kijken. Ik weet dat ze haar snoep in haar werkkamer verstopt. Achter de grote klappers. De radio stond op haar werktafel en ik zette hem even aan, zomaar, en moest op haar bureaustoel gaan zitten zo mooi was het. Later zocht ik het op en vond het op YouTube, het was het Kyrië uit de Hohe Messe. Nu ben ik ook fan van Görecki. Met Annalena praat ik niet over muziek, maar om haar op de hoogte te houden vertelde ik haar een paar weken later dat ik het aan het proberen was en dat het al steeds beter ging, en tot mijn verbazing rende ze weg. Naast Albert Heijn was het, bij de dameswinkel met grote maten die nog helemaal zo groot niet zijn, dus ik ging Albert Heijn in waar toevallig niemand anders was en kocht een snickers van bij de toonbank, waar ze duurder zijn dan in een pakje van drie in de winkel zelf. Wie dat snapt is een kniesoor!
—
Ik weet niet hoe het komt dat ik het weet maar ik weet het: onze vriendschap is voorbij. Als ik denk wat vriendschap zou moeten zijn, en wat dit met Annalena niet was, zou ik niet verdrietig moeten zijn omdat ik niet iets verloren ben dat ik als waardevol zou benoemen – en toch is het zo, ik ben zelfs zo verdrietig dat ze het merken aan tafel, allebei. Ik vertel niet waarover de ruzie ging: omdat ik alsmaar moet luisteren naar haar twijfelgezeur over Michiels en er, zelfs als ik het zou kunnen, dus geen ruimte is om over Afwerki te praten. Dus toen Annalena dat zei, dat ik verliefd op hem was riep ik heel hard fuck you!, en draaide me om en liep weg omdat die verdomde gele huizen daar maar stonden te staan alsof er nooit iets gebeurde, en op school kroop ik achterin het fietsenhok, daar waar de lamp net niet komt, omdat ik toch moeilijk behuild de klas in kon – nee, ik ging niet, ik liet mijn tas in de klas die kwam morgen wel, pakte mijn fietssleuteltje uit mijn jaszak en ging naar huis waar ze er ook niets van begrijpen maar waar ze tenminste niet over de grens heen gaan. Als ik al verliefd ben, is het op de woonbootjongen met zijn donkere haar wat het eerste is wat je ziet als hij naar buiten komt – maar daar gaat het nu niet om. Afwerki – dat is medelijden, nee, dat is iets zien wat ik nog nooit gezien heb, dat de pijn van de wereld zoals mijn vader dat noemt, echt bestaat. Weet ik het!
Misschien waren we wel vriendinnen omdat we allebei nergens bijhoorden, zeg ik. Ze zagen dat er iets was, dus ik moet wel. Dus eerder een niet dan een wel. Wij waren de rare meiden, ik omdat ik van leren houd en Annalena omdat ze een hoofd groter is dan iedereen en grote borsten heeft.
Bloesje!
Misschien is het juist dat wel, bedenkt mijn moeder, dat je je realiseert dat je iets niet gehad hebt waar je naar verlangde.
Klopt, zegt mijn vader, dat is immers ook een verlies.
Ik knik omdat het waar is, maar wat ook waar is is dat van #Metoo, dat als ik tegen Annalena zeg dat Michiels iets fouts doet, dat ik dan precies zeg wat ze niet wil horen omdat ze bang is dat het waar is. Knoothi seauton, zegt mijn moeder zo vaak ze kan. Zelfkennis is het begin van alle wijsheid, ja toch?
Ik wou dat ze niet altijd zulk gelijk hadden, die twee. Hoe kan ik nou puberen als er niks is om me tegen af te zetten! Soms maak ik ruzie gewoon om iets te hebben, maar dat schiet ook niet op want dan moet ik uitleggen waarom ik nou zo boos geworden was en dat kan ik dan niet.
Dus ik heb mezelf voor de gek gehouden, zeg ik zielig. Maar wij waren mooi wel de enigen die op vrijdag niet naar school gingen.
Dat weet je zelf het beste, zegt mijn vader, en hij kijkt heel lief naar me, zoals hij soms naar mijn moeder kijkt kijkt hij. Okee jongens en meisjes, dat heb ik dus wel. Liefde. Dubbele liefde.
Ik besluit dat ik zal gaan nadenken over wat ik voor Annalena voel, en als ik dan merk dat ik haar mis zal ik naar haar toegaan en vragen of we weer vriendinnen kunnen zijn.
—
Wij hebben aan de achterkant van ons appartement als je je hoofd een eindje naar rechts draait een buurjongen die iets heels vies heeft in zijn kamer: twee ronde witte lampen met in het midden een oranje cirkel waaruit het licht komt. Het zijn borsten, dat kan niet anders. Hij heeft ze nog niet zo lang en ik wou maar dat ze kapot gingen want wie heeft er nou borsten in zijn kamer, en dan denkt ie elke keer aan seks zeker als hij die lampen aandoet.
Dan komt mijn moeder me instoppen vanwege Annalena. Ze ziet me bij het raam staan en naar die lampen kijken en ik denk nog, goed dat het niet mijn vader is die me komt troosten, had net zo goed gekund en wat dan, als hij met had betrapt terwijl ik naar die lampen keek?
Weet je wie daar woont? vraagt mijn moeder.
Nee, en dat wil ik nu niet meer weten ook, zeg ik. Het moet een jongen zijn die daar nog niet zo lang woont, want die borsten hangen daar nog niet zo lang.
Waarom een jongen? zegt mijn moeder. Het is een studentenhuis, het kan net zo goed een meisje zijn. Kijk, daar hangt nog iets, iets verder dan die lampen, tegen de muur, het lijkt een tasje maar het zou heel goed een gehaakte beha kunnen zijn.
En dan is het iemand met borstenkunst, zeg ik. Wat idioot, dat hetzelfde ding plotseling niet meer vies is als het van een meisje is. Door de combinatie, denk ik, met die gehaakte beha (bh?) die tot de conclusie leidt dat het kunst moet zijn maar het is hetzelfde ding. Ik vind het nog steeds niet mooi, maar ik kijk er nu wel anders naar, zeg ik tegen mijn moeder.
Grappig hè, zegt zij. Je moet maar denken: hoe groter het verschil in betekenis, hoe duidelijker dat dat hetzelfde verschil is waarmee onze cultuur naar gender kijkt.
Van viezig naar kunst? Lijkt me niet. Dat is geen sekseversvchil, maar een verschil in betekenis.
Voor jou gaat alles over gender, zeg ik.
Ze kijkt alsof ze even niet weet wat er gebeurt.
Je plaagt me, zegt ze dan. Maar dat is niet zo, ik wou haar wel degelijk boos maken.
—
O shit, denk ik als ik de wc inloop en Annalena zie staan. We hebben elkaar sinds dat weglopen van haar niet meer gesproken. Voor het eerst was ik blij dat we maar zo weinig uren gemeen hadden. Maar dan zie ik het pas, al dat bloed, haar hele rok en de vloer en alles.
Niet iemand halen, zegt Annalena, smeekt ze, maar ik moet wel, er is te veel bloed, ik moet wel. Het spijt me, zeg ik, en ze kijkt me aan met een vals gezicht, te boos om ooit nog terug te kunnen, en ik ren naar de leraarskamer om dat gezicht te vergeten val ik daar zonder kloppen binnen, zul je net zien dat alleen Afwerki daar is, Annalena bloedt, u moet een lerares halen, zeg ik maar het moet geheim zijn, please, maak dat het geheim blijft!
Hij loopt met me mee alsof hij de lerares is, stil maar Vera, zegt hij als ik begin te huilen omdat het niet goed gaat, hij is een man, stil maar, ik heb zoveel erger gezien. Maar daar huil ik niet om, Annalena, ik vergeef je zo terwijl mijn rare hoofd zich tussendoor afvraagt of vergeven en vergeefs met elkaar te maken hebben, ik ben geen goede vriendin geweest, ik heb niet naar je geluisterd.
En dan zijn we bij de wc’s en ik blijf bij de deur staan terwijl Afwerki naar binnen gaat. Je hebt een miskraam, zegt hij tegen Annalena. Hij pakt de rol wcpapier die zo dik is als mijn voorarm en duwt zomaar grote proppen tegen Annalena aan, houd vast, zegt hij, en begint te dweilen. Vera, pak je gymspullen en ren, want er moet iemand bij de deur staan, zegt Afwerki en ik doe wat hij zegt want het klopt dat hij weet wat hij doet, hij praat zachtjes tegen Annalena met een rustige stem en als ze nu straks mijn gymkleren aandoet ziet niemand het, het kan nog goedkomen. Afwerki verdwijnt met een klont bloederige wcpapier in de wc en ik hoor zijn stem die zegt: Je was nog niet heel lang zwanger, nog geen twee maanden, als je geen pijn hebt kun je straks gewoon naar huis, Vera gaat wel met je mee en dan weet niemand het; heb je pijn? Achteraf was dat misschien wel nog schokkender dan al dat bloed van Annalena, want dat was als een film, maar Afwerki, dat hij zo precies wist wat hij deed, daar schrok ik zo van dat ik bijna niet kon bewegen. Het was echt zo, alles wat ik over Eritrea had gelezen. Hij had op zo’n boot gezeten. Hij was gemarteld. Hij had weet van bloedende mensen, en hoe je bloed moet stelpen. Het was echt zo en Annalena bracht het dichtbij. Ik huilde, en maar een beetje over Annalena. Ik huilde omdat ik nu voor mijn hele leven wist dat de wereld vol pijn is.
Opschieten, Vera, zegt Afwerki en hij vraagt nog eens aan Annalena of ze pijn heeft. Ik hoor het antwoord niet want ik ren naar mijn gymspulllen met het gevoel dat iets van dit alles tenminste weer okee is als Annalena die maar eerst even aanheeft, en ik ren terug, maar ik ben te laat want Annalena die toch niet meer wil dat Afwerki haar helpt doet iets doms, ze zegt tegen Afwerki dat hij weg moet gaan en dat Michiels, meneer Michiels moet komen en nu kan het natuurlijk niet meer geheim zijn.