Hoewel het verschil in de literatuur over pijn niet vaak gemaakt wordt, zijn korte en lange pijn in veel opzichten onvergelijkbaar.
korte pijn
Korte pijn is meestal het gevolg van een verwonding, en wordt ervaren als hevig, vaak zo hevig dat ze de mond snoert. Een inbreuk, iets dat meteen moet verdwijnen omdat er niet mee te leven valt, een vijand, iets door en door negatiefs, ‘hardly to be endured’, zoals Vetlesen in zijn inleiding zegt: ‘The sequence of events is so simple; everyone recognizes it: when pain is a stimulus, suffering is the response, understood as the protest made by the organism, a ‘no’ to what has been inflicted, since it is experienced as something that ought not to be, ought not to happen. The meaning of pain, if we can talk of such, is thus to be understood as the inherent negativitiy of pain.“(p.8, zijn cursief). Morris stelt: ‘pain is elemental, like fire, or ice.’
Dit lijken mij beschrijvingen van plotselinge pijn, van korte pijn. Korte pijn is een aanval.
En korte pijn gaat over. Een gebroken been geneest. Een geboorteproces eindigt. Zulke pijn wordt vergeten, men onthoudt alleen dat het erg was, onverdraaglijk misschien, dat men wilde dat het zo gauw mogelijk over was, en dat dat, vaak met behulp van medicatie, ook is gelukt. Omdàt die pijn, mede misschien met medicatie, over is gegaan, versterkt dat het idee dat pijn zo snel mogelijk over moet.
Korte pijn bepaalt het beeld dat men gemeenlijk van pijn heeft. Pijn als de vijand, pijn die over moet, liefst meteen, pijn die een gewoon leven onmogelijk maakt.
Lange pijn verwijst, zodra ze zich als duur manifesteert, naar de eigen geschiedenis (‘ik leef met arthritis’), en heeft daardoor minder het karakter van een inbreuk, en omdat ze in veel gevallen tevens naar een toekomst verwijst (‘en mijn arhtritis zal nooit overgaan’), is de respons meestal ook een andere.
acht kenmerken van pijn
Elaine Scarry kent pijn acht kenmerken toe: en als we die stuk voor stuk bekijken zien we de verschillen tussen korte en lange pijn.
1. de aversie, pijn als puur negatief.
Iemand met lange pijn kan het zich eenvoudigweg niet permitteren om pijn als puur negatief te zien, het leven zou immers alle zin verliezen.
2/3. het gevoel dat er iets of iemand die pijn veroorzaakt, tegelijkertijd van binnen, en, derde kenmerk, van buiten.
Lange pijn komt niet meer van buiten, daarvoor is ze tezeer vertrouwd. Het tweede kenmerk geldt wel: men zal zich niet gauw identifieren met de eigen lange pijn. Nietzsche sprak over zijn pijn als ‘zijn hond’, een arts die ik ken over ‘de onaardige schoonmoeder’, ikzelf over ‘een gearrangeerd huwelijk’. In alle drie deze metaforen zit het element ‘een ander dan ik’. Maar de vijandigheid ontbreekt, en in de hond en het huwelijk zit bovendien een betekenisaspect intimiteit.
4. Scarry’s vierde kenmerk is isolatie en het gevoel tentoongesteld te zijn.
Dit kenmerk is er juist bij uitstek één van lange pijn, en niet van korte. Iemand in het gips wordt vertroeteld, iemand met een verrekte spier krijgt aandacht. Iemand met voortdurende of chronische pijn verliest langzaamaan de meeste vrienden, en krijgt vaak te maken met de angst voor pijn die zich uit in minachting en agressie. De tijd dat mismaakten op de kermis tentoongesteld werden ligt nog niet ver achter ons. Ikzelf word geregeld door kinderen van basis- tot middelbare school nagejouwd als ‘mankepoot’. Korte pijn maakt iemand in de ogen van anderen niet minder waard. Waar Vetlesen schrijft dat pijn eenzaamheid ten gevolge heeft, ‘withdrawal from the common human universe’, ‘I lose the experience of being of equal value’, heeft hij het alleen over lange pijn, maar waar hij, in dezelfde passage, zegt ‘the body becomes my prison,’, en ‘pain being the sole item in my existence’, zou ik geneigd zijn te denken dat hij hij hier korte pijn bedoelt, maar dan wel heel hevige, als stervenspijn. In ieder geval verliest hij zich in de pijn.
5. Pijn, stelt Scarry als kenmerk nummer vijf, vernietigt het vermogen tot spreken. Men kan alleen nog preverbaal stamelen.
Als dit een kenmerk van lange pijn was, zou ik mij voor altijd de mond gesnoerd weten.
6. Scarry’s zesde kenmerk borduurt voort op het vijfde: pijn vernietigt het bewustzijn, en de perceptie. Alweer: alleen korte pijn.
7. En ten zevende: pijn vernietigt de hele wereld van de pijnlijder, vernietigt al wat is.
Dit is wat dreigt bij lange pijn en waarvoor met alle kracht moet worden gewaakt. Bij korte pijn zal het niet vaak zover komen, want dan zou zelfmoord daar de enige uitweg zijn.
8. Het laatste kenmerk geldt voor alle pijn: de nonreferentialiteit van pijn, de immanentie ervan.
niet over 1 kam
Korte pijn is vooral een fysieke zaak, bij lange pijn spelen geest, emoties, sociaal leven en vele andere factoren een veel grotere rol.
Genoeg verschillen dus, om de twee uit elkaar te halen, en waar we over pijn spreken, te specificeren wat voor pijn we bedoelen.
Daarom zijn de resultaten van het onderzoek van Peter Pickkers, hoogleraar Intensive Care in Nijmegen, naar de pijndrempel bij mensen met een ontsteking in het lichaam, ik citeer ‘bij voorbeeld reuma’, helaas te ongenuanceerd.
Pickkers (ANP 18/01/14) heeft bij gezonde mensen kunstmatig een ontsteking gesimuleerd, en merkte dat hun pijndrempel lager werd. Lijkt me logisch; desondanks is het een mooie concusie waar pijn niet objectief te meten valt maar, naar nu blijkt, pijnverschil dus wel.
Maar Pickkers c.s. achten de resultaten van hun onderzoek van korte pijn ook toepasbaar op mensen met reuma, mensen met lange pijn. En dat is nog maar zeer de vraag. Mensen met reuma zijn aan pijn gewend en hebben daardoor dus juist een hogere pijndrempel. Bovendien beleven zij pijn anders, waardoor het psychologische deel van hun pijnervaring geringer zou kunnen zijn (we zagen dat 75 % van de pijnervaring bestond uit de weerstand tegen de pijn).
Uit onderzoek van de pijn van gezonde personen zonder chronische pijnervaring kun je dus géén conclusies trekken over de pijnervaring van mensen die juist vrijwel altijd pijn hebben!
verschillende neurologische pijnprocessen
In hun medisch geöriënteerde standaardwerk over pijn, The Challenge of pain, maken Melzack en Wall aannemelijk, dat het lichaam verschillende soorten pijnprocessen kent, en dat de pijn van een verwonding – die bovendien een waarschuwingsfunctie heeft, anders dan bij lange pijn – een ander fysiologisch proces in beweging zet dan dat wat bij lange pijn actief is: lange pijn heeft langdurige veranderingen in het zenuwstelsel tot gevolg. Zij stellen ook, dat de pijnervaring door allerlei buitenfysieke factoren zoals bv. eerdere ervaringen beïnvloed wordt.
Me dunkt, als die eerdere ervaringen ervaringen met lange pijn zijn, zal de pijndrempel noodgedwongen waarschijnlijk bijna altijd hoger zijn.
medici
Medici staan anders tegenover lange dan tegenover korte pijn: lange pijn vraagt meer geduld, en waar ze vaak niet goed behandeld kan worden, maakt ze de arts hulpeloos: voor artsen is het huiswerk immers, altijd waar mogelijk pijn te verlichten. Waar dat niet kan of niet lukt, vraagt dat het uiterste van hun inzet en geduld. En dat het soms zelfs beter is, pijn niet te verlichten, is voor een medicus anathema – maar voor iemand die in pijn leeft en (bij voorbeeld door acupunctuur) een kortdurende periode van pijnloosheid krijgt aangeboden, kunnen de psychologische gevolgen van het opnieuw moeten accepteren dat de pijn terugkomt en zal blijven terugkomen, zwaarder zijn dan de tijdelijke verlichting waard is.
Pijn waarvan men weet dat ze niet over gaat maar zal terugkomen, pijn waarmee men in de geschiedenis ervaring heeft, wordt anders beleefd. Natuurlijk kent iemand die in lange pijn leeft ook plotselinge pijnaanvallen die de patiënt tijdelijk sprakeloos maken en tot bewegingloosheid reduceren. Maar iemand met lange pijn leeft in een wereld waarin zo’n pijnaanval steeds kan optreden. Niet minder angstaanjagend, maar anders angstaanjagend: de angst die uit herhaalde wanhoop voortkomt is anderssoortig dan de angst voor het onbekende, voor de alien.
Ik zou zelfs geneigd zijn te zeggen dat ervaring met uitsluitend korte pijn mensen onwetend houdt over wat lange pijn is, en tekort schiet om lange pijn te begrijpen. Vetlesen schrijft in zijn hoofdstuk over lange pijn, ´Illness’, dat hij op basis van zijn eigen ervaring met pijn mensen met min of meer permanente pijn kan begrijpen. Ik denk dat dat, als hij van zijn ervaring met korte pijn uitgaat, niet waar is.
Wanneer iemand korte pijn extrapoleert naar lange pijn, projecteert men de eigen ervaring van hevige en plotselinge aanval, telt daar het begrip ‘altijd’ bij op, en concludeert dan: lange pijn moet zijn als de hel. ‘Ik zou het niet kunnen’, hoor je dan, en ‘wat ben je toch flink,’ alsof er een keus is. Het woord ‘flink’ is juist bij uitstek van toepassing op korte pijn: we gebruiken het tegen een kind dat bang is voor een prikje, en het zit vast aan het begrip ‘eventjes’: even flink zijn terwijl uw bot wordt gezet.
Met lange pijn moet je werken, en in dat proces leer je over pijn. Met korte pijn hoef je niet te werken, korte pijn blijft een vooral fysieke kwestie. Lange pijn verandert het leven fundamenteler dan korte, waar de verandering tijdelijk is, maar dwingt tevens om de pijn in dat leven te integreren en niet alles op de pauzeknop te zetten. Lange pijn brengt de noodzaak met zich mee, er iets mee te doen. Lange pijn leer je kennen en herkennen.
Ik wil niet beweren, dat lange pijn geen hel kan zijn, maar een anderssoortige hel dan de puur fysieke kwelling van ‘korte pijn + eeuwigheid’. Als lange pijn de hel is, is het een hel waarin pijn slechts één van de factoren is, en vaak niet eens de belangrijkste, omdat er na verloop van tijd onvermijdelijk angst, depressie, uitputting en isolement bijkomen. En dat isolement wordt mede veroorzaakt door de verschillen tussen korte en lange pijn, en het onbegrip dat daar het gevolg van is.
Dick Francis
Korte pijnlijders hebben geen verstand van pijn, omdat ze dat niet hebben hoeven krijgen. Ik maak een uitzondering voor sporters die geregeld blessures oplopen en dus meer dan normale ervaring met pijn hebben. Denk aan de thrillers van ex-jockey Dick Francis, waarin de pijn van blessures uitvoerig beschreven wordt, maar altijd gepaard met een stoïcisme, en zonder gevoelens van vijandschap jegens de pijn. Er is vanzelfsprekende acceptatie. Toch is er natuurlijk ook verschil: de blessures gaan bijna altijd over. Francis schreef ook vier thrillers waarin de hoofdpersoon maar één hand heeft, en de schaamte over de manier waarop men daarnaar kijkt is een belangrijk motief. Francis heeft weet van pijn.
Een tweede groep mensen die verstand van pijn gekregen hebben door korte pijn, bestaat uit degenen die mishandeld zijn, die vaak als kind al hebben geleerd tijdens aframmelingen of andere intrusieve handelingen te transcenderen, en daardoor in staat zijn geraakt wanneer nodig hun lichaam inclusief de pijn ervan van grote afstand te bezien – alsof de pijn hun pijn niet is. Als strategie om aan een onhoudbare situatie te ontsnappen is transcenderen geschikt, maar de fysieke pijn wordt daardoor juist niet beleefd. Men leert transcenderen, men leert niet accepteren. Met korte pijnlijders heeft deze strategie gemeen, dat men vlucht voor wat teveel pijn doet.
In lange pijn is vluchten niet mogelijk.